Er zijn vele oorzaken die ervoor kunnen zorgen dat het normale heupgewricht kapot gaat.
De meest frequente oorzaak is de klassieke arthrose of slijtage. Door het veelvuldige gebruik van het gewricht treedt er een normaal verouderingsproces op van het kraakbeen dat afslijt en verdwijnt.
Er hoeft hiervoor helemaal geen onderliggende oorzaak te zijn.
Wel is het zo dat bij bepaalde mensen een genetisch bepaalde (aangeboren) voorbeschikking is om vroegtijdige slijtage van de gewrichten te vertonen.
1. Osteo artritis
Dit is de slijtagevorm van artritis beelden, er
is een langzame afbraak van de dikke kraakbeenlaag op de
botuiteinden: het schokbrekereffect valt weg en de beide
boteinden komen rechtstreeks met elkaar in contact. Hierdoor
ontstaat pijn in de heup en een toenemende stijfheid.
2. Reumatoïde artritis
Bij deze aandoening is er een aantasting van het gewrichtskapsel,
het zieke kapsel gaat overmatig veel, abnormaal gewrichtsvocht produceren
dat dan ook nog irriterende producten bevat, die dan zorgt voor een
snelle en abnormale kraakbeenafbraak. Ook hier ontstaat soms zeer snel
al hevige pijn en stijfheid in de heup.
lees meer over slijtage/artrose
Avasculaire necrose is een andere oorzaak voor het stukgaan van het heupgewricht. Op een bepaald ogenblik is er een deel van de heupkop die een verminderde bloedtoevoer krijgt en afsterft.
Het bot verzwakt zodanig dat de heupkop inzakt en vervormt en uiteindelijk ook de rest van het gewricht mee kapot maakt. Deze aandoening komt meer voor bij overmatig alcoholgebruik, langdurig cortisonegebruik, heupfracturen en luxaties van de heup en bepaalde chemotherapiebehandelingen.
lees meer over avasculaire necrose
Een bursa is een klein zakje, een slijmbeurs, met een kleine hoeveelheid vocht gevuld. Het ligt tussen twee beenderige structuren of tussen weefsels die onderhevig zijn aan wrijving. Deze bursa kan geïrriteerd raken en ontstoken, op dat moment kan ze verantwoordelijk zijn voor pijnklachten, stijfheid en een verminderde functie van de heup.
Congenitale of Aangeboren Heupdysplasie (CDH) is een abnormale ontwikkeling van het heupgewricht, die instabiliteit veroorzaakt en in ernstige gevallen een luxatie of ontwrichting van de heupkop uit de heupkom. Deze aandoening wordt ook wel ontwikkelingsdysplasie van de heup genoemd of Developmental Hip Dysplasia (DDH).
Bij kinderen kan bij de geboorte een congenitale heupluxatie vastgesteld worden, hierbij past de bol van de heup niet goed in de kom, hierdoor treedt op de heup een abnormale beweeglijkheid en kracht op en dit geeft aanleiding tot een ernstige en vroegtijdige slijtage.
Deze aandoening kan op jonge leeftijd al ontdekt worden, hoe sneller hoe beter, want dan is er vaak nog een afdoende behandeling die kan ingesteld worden.
Soms is het echter zo dat de klachten pas ontstaan op tienerleeftijd, vaak is het dan wel zo dat de afwijkingen in de heup dan al zeer ernstig zijn en dat er een heel belangrijke beschadiging van het heupgewricht is opgetreden.
lees hier meer over de dysplastische heup bij adolescenten en volwassenen
Fracturen van de heupkop of het dijbeen nemen toe in frequentie, gezien
de toenemende vergrijzing van de activiteitsgraad
van de oudere personen in onze maatschappij.
Bij bepaalde fracturen of breuken van de heup breekt de heupkop af, hierdoor wordt de bloedtoevoer naar de heupkop ernstig in gevaar gebracht.
Bij dit soort breuken is het, rekening houdend met de leeftijd an de patiënt, soms aangewezen van een heupprothese te plaatsen.
Bij andere fracturen is het soms mogelijk de botfragmenten weer tegen elkaar vast te zetten door middel van schroeven of stevige nagels die in het bot ingebracht worden.
lees meer over heupfracturen