Kraakbeenletsels zijn frequent voorkomende letsels in het kniegewricht. Deze letsels van het kraakbeen kunnen zich presenteren als scheuren of als echte gaten in het oppervlak. Na een tijdje beginnen er echter losse stukjes te zweven in de knie, dit geeft een irritatie en een ontstekingsreactie in de knie: hierdoor wordt het gewricht wel pijnlijk en stijf.
Als het letsel zeer diep gaat, de zogenaamde ‘full thickness’ laesie, is het meestal aangewezen om het letsel chirurgisch te gaan behandelen.
Het kraakbeen bedekt de oppervlaktes van zowel onderbeen als het bovenbeen.
lees hier meer over de anatomie van de knie
uitgebreid kraakbeenletsel van het gewrichtsoppervlak van het bovenbeen
Wanneer er nu een letsel van het kraakbeen optreedt is dit initieel meestal niet pijnlijk, kraakbeen is namelijk niet van zenuwen voorzien.
Na een tijdje beginnen er echter losse stukjes te zweven in de knie, dit geeft een irritatie en een ontstekingsreactie in de knie: hierdoor wordt het gewricht wel pijnlijk en stijf.
Naarmate het defect groter en dieper wordt gaat ook de druk op het onderliggende bot toenemen dat ook bloot komt te liggen; hierdoor ontstaat ook pijn.
Kraakbeen heeft geen rechtstreekse bloedvoorziening, het is voor zijn voeding afhankelijk van het gewrichtsvocht. Aangezien het dus geen directe voeding krijgt is het dan ook niet in staat om zichzelf te herstellen.
Als het letsel helemaal doorloopt tot in het bot kan door de locale bloeding die in het bot optreedt toch een bepaalde herstel reactie optreden, hierbij wordt een soort littekenweefsel (fibrocartilago) gevormd. Dit is een substituut voor het echte kraakbeen dat echter geenszins de eigenschappen van normaal kraakbeen kan evenaren.
Dit houdt dus in dat ook gedeeltelijke kraakbeenletsels niet herstellen over het verloop van tijd, ze worden alleen erger!
Door de vormafwijking (de krater van het defect of de ophoping op de plaats waar het fibrocartilago of littekenweefsel ligt) treedt er ook en verandering op van de normale gewrichtsmobiliteit.
Wanneer een kraakbeenletsel moet behandeld worden hangt af van vele factoren:
Naast een grondig klinisch onderzoek zullen ook een aantal technische onderzoeken uitgevoerd worden om tot een uiteindelijke definitieve diagnose te komen.
RX opname toont een groot chondraal (kraakbeen) letsel van het bovenbeen gewrichtsoppervlak |
NMR beeld van kraakbeenletsel |
artroscopiebeeld van een kraakbeenletsel bovenbeen |
Heel veel behandelingsmethodes zijn al bedacht om op een chirurgische manier kraakbeenletsels te gaan behandelen, de ene al meer succesvol als de andere.
Er moet een keuze gemaakt worden tussen twee opties:
Wanneer geopteerd wordt om het kapotte kraakbeen ‘op te lappen’ zal via een artroscopie of kijkoperatie d.m.v. de shaver of de Vapr het kraakbeen oppervlak weer gladder gemaakt worden en worden de losliggende bot en kraakbeenfragmenten uit het gewricht gespoeld. Dit houdt echter op geen enkele manier een herstel van het kraakbeen in!
Er kan ook geopteerd worden voor een ‘abrasie arthroplasty’, hierbij wordt het harde, gepolijste oppervlak van bot in het kraakbeenletsel (de bodem) afgeschraapt en wordt omzeggens een wonde gecreëerd in het bot. Dit geeft vervolgens een genezingsreactie waarbij littekenweefsel of fibrocartilago wordt gevormd.
abrasio techniek
Het fibrocartilago is echter niet zo sterk als het gewone kraakbeen, voornamelijk bij het steunen geeft het minder weerstand. Dit houdt in dat de pijnklachten wel verminderen maar meestal niet volledig weg zullen zijn.
Deze abrasie behandeling is dan ook meestal slechts een tijdelijke oplossing.
microfracturen worden gecreëerd
om fibro cartilago te vormen
Indien we er naar streven om het kraakbeenoppervlak echt te herstellen, moeten we andere methodes aanspreken. Het kweken van kraakbeencellen die vervolgens ingeplant worden in het letsel is een veelbelovende techniek die nu echter nog niet toepasbaar is in de meeste gevallen.
kraakbeencellen worden gepreleveerd en
vervolgens gekweekt in culturen,
nadien worden ze ingeplant.
In mijn dienst wordt gebruik gemaakt van de osteochondrale transplantatie techniek, hierbij wordt een stukje bot met kraakbeen verwijderd uit een ander deel van de knie waar geen steunfunctie is en ingeplant in de aangetaste zone.
De ingreep kan gebeuren via een kijkoperatie of via een incisie over het kniegewricht.
Het defect in het kraakbeen wordt opgespoord en vervolgens opgemeten.
De open osteochondrale |
Graad vier kraakbeenletsel |
Er zijn twee zones in de knie waar kraakbeen voorkomt dat niet in een steunend oppervlak ligt en waar kraakbeenentjes kunnen ‘geoogst’ worden.
Met een soort ‘appelboor’ worden stukjes bot, cilindervormig, weggenomen met bovenop liggend een mooie dikke, onaangetaste kraakbeenlaag. Het aantal van deze entjes dat moet genomen worden hangt af van de grootte van het defect dat opgemeten is.
Met een holle boor worden de |
Een osteochondrale greffe, |
Vervolgens worden in het defect met een speciale boor identieke gaatjes geboord als de greffen die geplaatst zullen worden, de randjes worden mooi afgewerkt.
instrumenten voor het uitboren van het kraakbeenletsel |
het kraakbeenletsel wordt geprepareerd: identieke holtes worden in het letsel geboord en mooi afgewerkt |
kraakbeenletsel in de knieschijf wordt uitgeboord |
Vervolgens worden de kraakbeenentjes ingeplant in de aangetaste zone, ze worden als een soort plug ingebracht. Aangezien ze ietsje groter zijn dan het gaatje dat in het letsel geboord is passen ze er perfect in, ze hoeven dus niet gefixeerd te worden.
de greffe wordt in een geleider ingebracht |
de greffe wordt vervolgens zeer geleidelijk in de holte van het kraakbeen-letsel ingebracht |
het eindresultaat: het letsel is met één of meerdere greffes opgevuld |
letsel in de patella wordt door greffes opgevuld |
letsel in de patella door twee greffes mooi opgevuld |
Na de ingreep is er een continue verdoving in uw been. Dit maakt het mogelijk om al direct te starten met de revalidatie. Uw been gaat een paar uur na de ingreep al op de Kinetec (foto rechts).
Dit is een apparaat dat uw knie automatisch gaat bewegen om zo snel mogelijk de mobiliteit zowel actief als passief te kunen herwinnen.
U mag het ziekenhuis na twee tot drie dagen verlaten, als de knie 90 graden kan buigen.
U krijgt een brace, deze moet u overdag steeds dragen, 's nachts mag de brace uit.
Bij een osteochondrale transplantatie in boven of onderbeen mag u gedurende zes weken niet steunen,dit is zeer belangrijk om de greffes mooi te laten ingroeien.
Bij transplantaties aan de knieschijf mag na twee weken al partieel gesteund worden.
Een adequate en doorgedreven oefentherapie is zeer belangrijk om een normale functie van uw knie te herwinnen.
Actueel is er naast de kraakbeenverplaatsende techniek een nieuwe techniek voor de kraakbeenherstellende ingrepen
Er wordt vaak gebruik gemaakt van een techniek waarbij een implantaat onder de vorm van een synthetische Biomatrix gebruikt wordt.Het implantaat bestaat uit twee lagen (bifazisch),een kraakbeen laag en een botlaag.
Het is biocompatiebel en resorbeerbaar en het dient als leidraard voor de ingroei van bot en kraakbeen in het netwerk van het implantaat.Hierdoor kan er nieuw bot en kraakbeen ingroeien in het defect.
Het kraakbeen oppervlak bestaat uit Type I collageen,het is een open en poreuze structuur die kraakbeen ingroei toelaat.
De onderliggende laag bestaat uit Tricalcium fosfaat en PLA ,deze is osteconcuctive en poreus en laat dus een vlotte bot ingroei toe.
Op die manier kunnen we door het implanteren van biologisch materiaal ervoor zorgen dat het kraakbeendefect opgevuld wordt en ingroeit in kraakbeen en bot van uzelf.
In een periode van ongeveer 18 maanden is het volledig ingenomen door uw eigen kraakbeen en botcellen.
De techniek werkt als volgt:
Stap 1. | Stap 2. | Stap 3. | Stap 4. |
Het defect in het kraakbeen wordt opgemeten | Vervolgens wordt er een pin geplaatst centraal in het letsel | Het letsel wordt vervolgens uitgeboord | De correcte diepte wordt gemeten |
Stap 5. | Stap 6. |
Vervolgens wordt het implantaat ingebracht | Het eindresultaat is een mooie opvulling van het letsel in het kraakbeen |