Een osteotomie waarbij een correctie van de hoek van de hals van het femur wordt uitgevoerd, maakt dat de heupkop zich beter kan centreren in het acetabulum.
De dysplastische heup staat meestal te steil rechtop. Door een stukje bot aan de binnenzijde weg te nemen, kunnen we de stand van de heupkop veranderen, waardoor de heupkop beter in het midden van de heupkom terecht komt.
Soms wordt er ook wat rotatie of draaiing gegeven aan de heupkop. Deze kan naar voren of naar achteren gedraaid worden, om zo een nog betere bedekking te krijgen.
Een driehoekig stukje bot wordt weggenomen. Voor de ingreep wordt op de röntgen-opnames uitgemeten met hoeveel graden de stand van de heupkop moet worden gecorrigeerd, om de heupkop zo goed mogelijk in de heupkom te plaatsen. Wanneer het bot is weggenomen, worden beide stukken tegen elkaar gebracht en vervolgens vastgezet, zodat ze aan elkaar kunnen vastgroeien.
Als er een beslissing genomen wordt om een osteotomie van de heup uit te voeren is een aantal zaken zéér belangrijk.
De osteotomie moet zo vroegtijdig mogelijk uitgevoerd worden. Dit betekent dat de slijtage (aantasting van kraakbeen) en de vervorming van de heupkom en heupkop zo beperkt mogelijk moeten zijn. Bij ernstige aantasting van het kraakbeen zullen waarschijnlijk nog pijnklachten blijven bestaan na de osteotomie, ondanks het feit dat de heupkop en heupkom na de ingreep wel een correcte stand vertonen. Wanneer er door een langdurige luxatie of subluxatie een sterke vervorming van de heupkop en heupkom is opgetreden, samen met een sterke verkorting van de weke delen rond de heup, is het soms technisch onmogelijk om nog een succesvolle osteotomie uit te voeren.
De kans van slagen van de ingreep hangt af van de uiteindelijke bedekking van de heupkop door de heupkom. Soms moet de beslissing worden genomen om niet alleen een osteotomie van de heupkop, maar ook van het bekken uit te voeren, om een zo goed mogelijk resultaat te verkrijgen. Een van de problemen is echter, om exact te bepalen hoe groot de correctie moet zijn.
Hoeveel moet er worden gecorrigeerd en op welke onderdelen? De dysplastische heup is meestal niet in één richting afwijkend, maar veelal in zijn geheel. Dit betekent dat de heupkom ondiep is, de stand van de heupkom ten opzichte van het bekken is afwijkend, de heupkop is kleiner dan normaal, hij staat meer naar voren gericht dan normaal en de nek van de heup staat meestal veel steiler dan normaal. Al deze afwijkingen kunnen onderling gecombineerd voorkomen, en dan nog eens in een toenemende mate van ernst van de afwijking.
Verschillende onderzoeken met CT-scan en MRI hebben dat aangetoond, net als de bevindingen tijdens de operatie.
CT-scan van de heup |
3D reconstructiebeeld heup |
osteotomie van het femur |
De kans op succes van de osteotomie hangt dus af van een aantal preoperatieve factoren:
De mate waarin het gewricht al is aangetast door de secundaire artrose (dit is de artrose die is ontstaan door een aantoonbare oorzaak, in dit geval dus de dysplasie). Het is duidelijk dat de kans op succes afneemt, naarmate de artrose ernstiger is.
De ernst van de aantasting van de heupkom. Kan er met het aanwezige bot van de dysplastische heupkom nog een goed functionerende heupkom gecreëerd worden?
De ernst van aantasting van de heupkop. Wanneer de heupkop sterk is afgeplat of vervormd, zal dit leiden tot een sterk versnelde afbraak van het resterende kraakbeen in het gewricht.
Hoe rond zijn de gewrichtsoppervlaktes nog? Is het nog mogelijk om de beide oppervlaktes van heupkom en heupkop nog met elkaar te laten overeenkomen?
Wanneer bovenstaande factoren voorafgaand aan de operatie nauwkeurig worden onderzocht en de ingreep wordt correct uitgevoerd, dan kan dit een bijzonder succesvol resultaat opleveren.
Omdat dit een ingreep is die het beste kan worden uitgevoerd door orthopedisch chirurgen die hierin een zo groot mogelijke ervaring hebben, werken wij voor de behandeling van deze aandoeningen samen met het Universitair Ziekenhuis in Gent, en wel met Professor D. Uyttendaele, die een expert is in het uitvoeren van de osteotomieën.
De osteotomie moet dus zeker niet worden gezien als een minderwaardige behandeling ten opzichte van de totale
heupprothese, hoewel heel veel chirurgen deze behandelingsvorm verlaten hebben, sinds de opkomst van de heupprotheses, jaren geleden. Het blijft een feit, dat de menselijke heup een systeem is van levende weefsels, die een capaciteit hebben om te herstellen en in stand te blijven. Een prothese echter, is altijd onderhevig aan slijtage, die uiteindelijk zal leiden tot het falen van de prothese, op lange termijn.
Voor patiënten in de leeftijd tussen de 25 en 40 jaar, die een heupgewricht hebben dat nog niet te zwaar aangetast is door slijtage, is een osteotomie een alternatief voor een heupprothese.
Er kan echter in vijf tot vijftien procent van de gevallen een complicatie voorkomen, waardoor de botdelen niet goed vastgroeien of dat er pijn ontstaat door de schroeven en/of plaatfixatie van het bot.